Stilte is een zeldzaam goed geworden in onze wereld. De wereld van de planten en de dieren is opmerkelijk stil, zo veel stiller dan de wereld van de mens die ‘leven’ en ‘lawaai’ als synoniemen is gaan beschouwen. ‘Hier is leven!’; ‘Verschiet niet, maar hier gaan we wat leven maken!’, zo pleegt men te spreken en dan bedoelt men met ‘leven’: gedruis, lawaai, vaak oorverdovend luid. Wat in het Nederlands “stilleven” heet, noemt men in het Frans: “nature morte”. Zijn beide dan elkaar zo nabij, leven en dood, ‘stilleven’ en ‘doodstil’?
Ademen
De mens vandaag, jong en oud, kind en volwassene, is aan een herontdekking toe van de stilte. Plaatsen van stilte en tijden van puur stil aanwezig zijn, waar zullen we die vinden? Een cultuur van de stilte is in de maak, hier en daar, en velen vinden het hoogtijd dat we terug ‘stilte’ ruimte geven in onze beschaving. De menselijkheid van de mens staat op het spel.
De stilte als oefening begint bij de ademhaling. Wil je stil worden, de stilte opleggen aan het innerlijke gepieker, aan de apen die heen en weer springen in je baobab, ga dan onbeweeglijk, goed recht zitten, niet leunend, ook niet naar achteren, en volg je ademhaling. Van zodra je bewust uit- en inademt, ben je stil. Zolang je niet bij de bewuste beweging van de ademhaling doorstoot, ben je nog in het aanhoudende gepieker van die vier centimeters boven je wenkbrauwen. Bij het ademhalen is vooral het goed uitademen kostbaar.
We kunnen ademen ter hoogte van onze schouders, en die dan ook optrekken. In die schouders komt het kleine ego op de proppen. Wie goed uitademt, op die eerste hoogte, laat het ego varen, ja stuurt het eventjes de laan uit. Hoe kostbaar is dat, en hoe geestig zelfs. We kunnen ook heel bewust uit- en inademen ter hoogte van de ribbenkast, in de breedte, boven het diafragma. Ook dat doet deugd, op het vlak van onze emoties en stemmingen, de wisselende ‘moods’ van onze inborst. Goed uitademen op die hoogte werkt reinigend, dedramatiserend, en doet ons streven naar een zuiver hart.
Het grote geduld
Maar er is nog en vooral het diepe uitademen, vanuit de beneden-buik, onder de navel. Dan duwen we met onze buikspieren, zeer bewust, de buik naar achteren, tegen de wervelkolom. Dat doet deugd! De wervelkolom krijgt een aangename stoot en zet zich prompt goed recht, niet stijf maar soepel, niet als een regenscherm maar als een veerkrachtige “S” die tot onderaan de schedel reikt. Breng dan de kin wat naar binnen en trek als het ware de kruin van het hoofd naar de zoldering. Juist dan zit je goed, en kan de stilte beginnen.
Het goede uitademen in de buikzone is bij een stille meditatie verreweg het belangrijkste. Heel de aandacht verlaat het hoofd, en concentreert zich in het bekken, in breedte en diepte, in ontvankelijkheid en ontspannenheid. Hoe vaker we ons daar kunnen terugtrekken, hoe beter we ‘de wereld zullen aankunnen’, het nabije en het verre bij elkaar houden, of nog de draagkracht van het grote geduld in ons vergroten. Die zone in ons, tussen navel en staartbeen, is een aparte zone waar bij de meditatie energie wordt verzameld. Bij alles wat we doen, met een zekere kracht en inzet, verbruiken we energie. In de buikzone kunnen we energie opslaan, als in een accumulator.
De cultuur van de stilte, vanuit deze praktijk beschouwd, legt niet alleen het zwijgen op aan alles wat stem en geruis en lawaai veroorzaakt, ze kan ook zonder enig verbruik van energie, in het hart van ons bestaan energie verzamelen, onze weerbaarheid vergroten, onze draagkracht ontwikkelen. Wie een zekere vertrouwdheid heeft verworven met de praktijk van het beoefenen van de stilte door goed uit te ademen, zal zelf wel ervaren hoe in de omgang met complexe situaties, debatten, hevige discussies, harde confrontaties, er een zone in hem of haar rustig kan blijven, weerstand kan bieden, ja zelfs dat goedheid nog beschikbaar blijft, ondanks zoveel. Hoe heel anders zou onze reserve aan energie er tegen het einde van de dag uitzien?
De diepere lagen van onze ziel
De cultuur van de stilte krijgt een toemaat daar waar we terug leren de nacht anders te gebruiken. Alle grote tradities hebben ontdekt hoe de nacht niet slechts dient om dof en urenlang te slapen. Terwijl velen in onze beschaving niet meer slapen tenzij dankzij hulpmiddelen, pillen en andere surrogaten, bestaat er in zeer vele tradities het gebruik om in de nacht te waken. Goed waken is op de eerste plaats een juist omgaan met ‘energie’: we verbruiken een beetje energie, en we ontvangen andere, nieuwe, lichtende en versterkende energie die de hele dag het leven zal blijven verlichten en ondersteunen. Na een uurtje waken midden in de nacht, kan men wel terug zich neerleggen en verder slapen tot aan de morgen, maar dat tweede deel van de nacht is vaak rustiger, helder, waarbij men soms elk van zijn dromen kan volgen, zonder zich te vermoeien zoals in nerveuze slapeloze nachten. Een oude spreuk zei: ‘Je dagen zijn waard wat je nachten waren’. Je plukt tijdens de dag de vruchten van je waken in de nacht.
Dat waken in de nacht heeft inderdaad een direct gevolg op de manier waarop we energie verbruiken tijdens de dag. Wie geleerd heeft ’s nachts te waken, kan ook tijdens de dag eenzelfde kunst van waakzame aanwezigheid beoefenen. Dan verliest men niet al te vlug zijn energie in debatten en discussies, dan put men uit een andere, steeds toegankelijke bron van energie, die duidelijk dieper schuilt in ons, van een andere aard, gevoed door het Licht dat we in de nacht tot in diepere lagen van onze ziel hebben toegelaten.
Een derde praktijk, naast de stille meditatie en het waken, is die van het vasten. Niets eten, vierentwintig uren lang, eenmaal per week, is geen hoge prestatie, maar verandert wel de relatie met ongeveer alles in ons doen en laten van elke dag. Ook hier weer nemen we een loopje met het verwende kind in ons. We verstillen langs de weg van het eten. Dan komt er plaats en tijd vrij voor het andere dan onszelf. Trouwens wie niet eet, een etmaal lang, heeft minder slaap nodig want het hele zenuwstelsel dat dient om de functies van het verteren van het voedsel aan het werk te zetten, mag die dag rusten. Wie dus vast, zal makkelijk ook kunnen waken: met minder behoefte aan slaap, kan de persoon vroeger opstaan, waken en stille meditatie beoefenen. Na een dag vasten is de energie in ons bijna verdubbeld. De dag daarop zijn we niet loom, moedeloos, neerslachtig maar net omgekeerd: we veren recht en pakken de dingen aan met een onvoorstelbare toemaat van energie! Wie staat voor een hoge berg werk, zou de praktijk van het vasten kunnen inschakelen: het vasten geeft ogen om op elk moment het haalbare onmiddellijk, zonder uitstelgedrag, af te werken, één na één, tot het einde! Het proberen waard! Een dag in de week vasten is een genade. Een dag in de week leven zonder emails, zonder de computer te openen, zonder radio of TV en met een zeer beperkt en strikt noodzakelijk gebruik van de telefoon, is eveneens een creatief omgaan met tijd en stilte. Dit zijn zovele opstapjes om elk voor zich en liefst ook samen in de meest directe korte relaties te werken aan een cultuur van de stilte.
Dit is een ingekorte versie van een gelijknamig artikel dat recent verscheen in InZicht, tijdschrift voor non-dualiteit en zelfonderzoek, jaargang 18, nr. 4 (november 2016), p. 38-41. Overname en inkorting met toestemming van auteur en uitgever.